Hoofdstuk 1, Paragraaf 1
In uitvoering

3.4 Vaste gezichten, vierogen principe en drie uurs regeling

Lisa 27/10/2025

Vaste gezichtenprincipe
Het vaste gezichtenprincipe is een regel waarbij een kind een vaste en vertrouwde persoon kent waardoor hij zich veilig en vertrouwd voelt. Bij de dagopvang is het vaste gezichten principe verplicht.

Een kind krijgt altijd twee vaste gezichten toegewezen, waarvan ten minste 1 vast gezicht aanwezig moet zijn tijdens de opvang van het kind. Bij uitzondering zoals bij verlof of ziekte kan het voorkomen dat er geen vast gezicht beschikbaar is. Soms wijzigt de wet waardoor het vaste gezichtenprincipe ook wijzigt, in principe wordt deze stelregel van twee vaste gezichten nu vaak aangehouden.

Voor de buitenschoolse opvang is het vaste gezichten principe niet verplicht. Dit betekent dat er meer flexibiliteit geboden wordt in de personele bezetting. Toch streven veel kinderopvangorganisaties wel naar eenzelfde vaste gezicht per groep. Dit blijkt toch het beste voor de ontwikkeling van de kinderen. Toch is het soms niet mogelijk vanwege bijvoorbeeld ziekte van een collega.

Vanuit Social Skills worden pedagogisch professionals ingezet als vaste collega of flexibele collega. Je kunt eenmalig op een groep staan of echt een vast gezicht worden van de groep. Totdat je een vaste plaatsing ontvang zijn wij geen vast gezicht op de groep. Dit komt omdat wij tijdelijk de groep komen ondersteunen. We streven er wel naar om voor een langere periode op een groep te werken. Juist om een band met de kinderen op te bouwen en de activiteiten kunnen uitvoeren.

Het vierogen principe
Bij de dagopvang waarin je werkt met kinderen tussen 0 en 4 jaar geldt het vier ogen principe. Dit is een onderdeel van het beperken van het risico op grensoverschrijdend gedrag.

De kinderopvang wordt zo georganiseerd zodat de pedagogisch professional de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten als hij/zij gezien en/of gehoord kan worden door een andere volwassene.

De stelregel is dat er altijd twee personen aanwezig zijn op het moment dat de dagopvang is geopend. Het doel van dit principe is om het risico op misbruik van kinderen te beperken, door op voorhand te voorkomen dat een volwassene binnen de locatie langere tijd zelfstandig ongehoord of ongezien zich kan terugtrekken met een kind. Op het moment dat er twee personen aanwezig zijn vindt er een controle moment plaats. De organisatie dient hieraan te voldoen vanuit de wet Kinderopvang. Daarnaast kan de GGD-instantie hierop controleren.

Voor de buitenschoolse opvang geldt het vierogen principe niet. Een professional werkzaam op de BSO kan dus in zijn eentje werken op een groep. Hier hoeft geen tweede persoon bij aanwezig te zijn. In de meeste gevallen werk je samen met een andere collega.

Stel je voor. Je werkt wel in je eentje op een locatie, dan dient er altijd een andere collega van de organisatie bereikbaar te zijn in de nabijheid van 15 minuten. Deze collega kan werken op een andere locatie of is in de regio. Op het moment dat er iets gebeurt kan deze ‘achterwacht’ dan snel ter plaatse zijn.

Drie-uursregeling
Kinderdagverblijf
Wanneer een dag waarop kinderopvang wordt geboden bestaat uit ten minste tien uren per dag, dan mag er volgens de wet- en regelgeving worden afgeweken van de BKR. Dit betreft drie uren dat er mag worden afgeweken, van de totale hoeveelheid uren kinderopvang die wordt geboden. Bijvoorbeeld, een kinderdagverblijf is geopend van 07:30 uur tot 18:30 uur. Dit betreft ten minste 10 uren opvang per dag, want de locatie is in totaal 11 uren op die dag geopend. Dan mag er drie uur worden afgeweken van de BKR.

Afwijken van de BKR betekent dat er tijdens die drie uren minder pedagogisch professionals mogen worden ingezet. Bijvoorbeeld bij openen en sluiten. De voorwaarde is wel dat ten minste de helft van het vereiste aantal pedagogisch professionals wordt ingezet.

Bijvoorbeeld
Om 07:30 uur start de eerste professional de groep op. Om 09:00 uur komt de tweede collega. De eerste collega heeft 1,5 uur in totaal alleen gestaan op de groep.

De eerste collega gaat naar huis om 17:00 uur, want zij heeft dan 9 uren gewerkt.
De tweede collega staat dan zelfstandig op de groep van 17:00 tot 18:30 en sluit de groep.

In dit voorbeeld is wel van belang dat er een tweede persoon aanwezig is in het pand waar het kinderdagverblijf zich bevindt. Wanneer dat niet zo is, dan kan niet worden voldaan aan het vier ogenprincipe. Deze regels mogen elkaar niet raken in de praktijk.

Buitenschoolse opvang
Op de buitenschoolse opvang geldt dat ervoor en na schooltijd en op vrije middagen maximaal een half uur per dag, minder pedagogisch professionals worden ingezet. De voorwaarde is wel dat ten minste de helft van het vereiste aantal pedagogisch professionals wordt ingezet. Naast dit half uur per is er op schoolsluitingsdag (bijvoorbeeld een studiedag van school) en in de vakantie dezelfde drie-uursregeling van toepassing als geldend in de dagopvang. Ook hier is de voorwaarde dat er ten minste 10 uren aaneengesloten kinderopvang wordt geboden.

Alle afwijkende uren, zoals bijvoorbeeld de drie-uursregeling, dient te zijn vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan. De houder van de kinderopvangorganisatie dient de ouders hiervan ook op de hoogte te stellen, zodat er bekend is wanneer er wordt afgeweken van de BKR. Wanneer deze tijden niet zijn vastgelegd in het pedagogisch beleid mag er niet worden afgeweken van de BKR.