Hoofdstuk 1, Paragraaf 1
In uitvoering

1.1 Emotionele veiligheid

Lisa 08/10/2025

Het opbouwen van vertrouwde relaties is het resultaat van herhaaldelijk contact. Omdat men langer met elkaar omgaat ontstaat bepaalde verwachtingen. Je leert elkaar beter kennen en je weet wat je aan elkaar hebt. Hierdoor ontstaat een emotionele band.

Kinderen horen, zien en voelen heel veel. Soms wel meer dan dat wij ons als volwassenen er bewust van zijn. Het is belangrijk om nooit negatief te spreken in over ouders in het bijzijn van kinderen. Kinderen pikken bepaalde gevoelens en woorden op en kunnen zich hierdoor afgewezen en onveilig voelen.


Hechtingstheorie bij het jonge kind
Vanuit de hechtingstheorie wordt aangetoond dat jonge kinderen (0-4 jaar) zich aan de pedagogisch professional gaan hechten, zij zien en gebruiken hen als veilige basis en kunnen hierdoor de omgeving verkennen. Ook zoeken ze troost en bescherming wanneer dit nodig is. Voor groei is een warme en vertrouwde relatie tussen het jonge kind en de pedagogisch professional nodig. Dit is een relatie waarbij het kind weet en ervaart dat er goed voor hem wordt gezorgd, er wordt geluisterd naar de behoefte van het kind, hierop wordt ingespeeld en dat het kind wordt gerespecteerd voor wie hij is.

De onderlinge relaties tussen jonge kinderen heeft ook invloed op het gevoel van emotionele veiligheid. Kinderen horen, zien en voelen heel veel. Soms wel meer dan dat wij ons als volwassenen er bewust van zijn. Het is belangrijk om nooit negatief te spreken in over ouders in het bijzijn van kinderen. Kinderen pikken bepaalde gevoelens en woorden op en kunnen zich hierdoor afgewezen en onveilig voelen.

Ontwikkeling emotionele banden
Kinderen hebben een speciale band met de ouders, dit start al tijdens de zwangerschap en zet zich voort tijdens de geboorte. Het kind is gewend aan de stem van de moeder en de geluiden die zich afspelen in de omgeving van de moeder. Wist je dat baby’s die een paar dagen jong zijn al de moedermelk van hun moeder kunnen onderscheiden van andere moeders?

Wanneer het kind ouder wordt heeft het meer specifieke gewoontes met de mensen om zich heen ontwikkelt. Het kind kan al onderscheiden wat vertrouwd voelt en niet vertrouwd voelt. Hierbij ontstaan de eerste vormen van eenkennigheid en scheidingsangst. Dit heeft invloed op elkaar.

Bijvoorbeeld, een baby van vier maanden jong zal in eerste instantie door meerdere volwassenen kunnen worden vastgehouden. Hij is nog erg jong en zal niet protesteren, mits de volwassene goed kan inspelen en kan aansluiten bij het ritme en de gewoontes van het kind. Vanaf zes maanden ontwikkelt het kind al een meer duidelijke voorkeur voor zijn eigen ouder(s). Vanaf 9 maanden kan een baby zeer goed protesteren (als hij het ergens niet mee eens is, of niet in zijn behoeftes wordt voorzien) door heel hard te huilen. Dit kan gebeuren als het kind naar het kinderdagverblijf wordt gebracht. Deze vorm van protest tegen scheiding of de angst voor gescheiden worden is het teken dat er een bijzondere band is ontstaat tussen de vaste verzorger, in dit geval de ouder(s), en het kind. Ook heeft het kind een cognitieve ontwikkeling doorgemaakt waarbij hij begrijpt hoe bijzonder de relatie is tussen hem en de ouder. Deze band is onafscheidelijk. Echter, de baby begrijpt nog niet dat de ouder weer terugkomt om hem weer op te halen. Dit verdriet en de angst voor het verlies van papa en mama die er op dat moment niet zijn erg groot. De angst van de baby komt naar voren met het besef dat de ouder helemaal verdwijnt of dat zij hem hebben verlaten.

Wanneer de baby op het kinderdagverblijf wordt opgevangen zal de baby leren dat de pedagogisch professional goed voor hem zal zorgen, ook wanneer de ouder afwezig is. De rol van de pedagogisch professional verandert in de functie van de hechtingsfiguur. Wanneer het kind ouder is, is het kind pas in staat om het beeld van de ouder te onthouden en te onderscheiden wanneer zij afwezig zijn. Dit proces van hechten en vertrouwen is op jonge leeftijd gevoelig en kwetsbaar, en tegelijkertijd heel belangrijk om de hechting op de juiste manier te laten ontwikkelen bij het kind. Dit heeft te maken met de ontwikkelen van de cognitie. Het kind kan zich een representatie maken van iets dat afwezig is. Wanneer het kind twee a drie jaar is ontwikkelen de kinderen steeds meer representatieve vaardigheden. Hierdoor kunnen zij symbolisch contact houden met de ouder, ook wanneer deze afwezig is. Deze ontwikkeling vindt alleen later plaats.

Gehechtheid en emotionele relaties
De emotionele relaties van de baby met de ouder en andere opvoeders zijn van essentieel belang voor een goede ontwikkeling van het kind. Dit start bij de geboorte. Op dat moment vindt er afstemming plaats tussen ouders en de baby bij alle situaties die plaatsvinden. Dit gebeurt wanneer het kind owrdt opgepakt, wanneer het kind moe is of verdrietig is. De emotionele afstemming is het voorstadium voor de latere gehechtheidsrelatie.

Vanuit de hechtingstheorie is het belangrijk dat de pedagogisch professional de warme, liefdevolle en emotioneel betrokken rol kan innemen wanneer zij het kind opvangen. Uit onderzoek blijkt dat ouders vooral ‘lieve’ pedagogisch professionals willen die emotioneel is bij het kind. Wanneer de ouder onzekerheid voelt of spanning voelt tussen hen en de pedagogisch professional zal dit ook weerslag hebben op de kinderen. Als pedagogisch professional is het belangrijk om samen met de ouders en organisatie overeenstemming te vinden over de pedagogische aanpak, waarden en normen. Het is belangrijk om tijdens de opvangdagen ruimte te creëren voor persoonlijk contact met de ouders, er dient wederzijds vertrouwen te ontstaan.

John Bowlby is de grondlegger van de hechtingstheorie. In deze theorie wordt gesteld dat elk kind de aangeboren neigingen heeft om een vertrouwd persoon op te zoeken in tijden van angst en stress. Deze aangeboren neigingen worden door John Bowlby als de term ‘gehechtheid’, en het gedrag van het kind om de ouder als steun en toeverlaat te gebruiken als ‘gehechtheidsgedrag’.

In het eerste levensjaar kan het kind gehecht raken aan meer volwassenen. Wanneer de baby zes maanden jong wordt krijgt hij vaak een duidelijke voorkeur voor een vertrouwde volwassene. Dit kan de moeder, andere ouder, of een opa/oma/tante/oom. Deze volwassene wordt de gehechtheidfiguur genoemd. Het kind wil het liefst zoveel mogelijk bij een van deze vertrouwde volwassenen zijn, en hiervan niet worden gescheiden. Kinderen kunnen zich hechten aan meerdere volwassenen, ook aan professionele opvoeders. Uit onderzoek komt naar voren dat kinderen hier ook profijt kunnen hebben aan een netwerk van veilige gehechte relaties. Dit kan zijn met de ouders, familieleden, vrienden van familie of professionals in de kinderopvang.

Baby’s kunnen eenkennig zijn
De baby laat zijn voorkeur zien door het tonen van deze eenkennigheid en scheidingsangst. Een eenkennige baby hoeft weinig te weten van onbekende personen en wilt het liefst dicht in de buurt blijven van zijn veilige gehechte relaties. Wanneer de gehechtheidsrelatie bijvoorbeeld weggaat dan zal de baby huilen. Dit is een vorm van protest en aangeven dat de gehechtheidsrelatie in de buurt zou moeten blijven. Eenkennigheid en scheidingsangst zijn beide positieve gedragingen want dit is een teken dat de baby zijn hechting en verlating aan het ontwikkelen is.

Ook bij een problematische opvoedingssituatie waarbij kindermishandeling plaats vindt (dit kan fysiek, mentaal of emotioneel zijn) zal een kind zich hechten aan zijn opvoeder(s). Er zal wel een verschil zijn tussen de kwaliteit van de gehechtheid tussen kinderen die zijn opgegroeid in een warme liefdevolle omgeving of een minder gunstige omgeving. Hierbij wordt gesproken over een veilige hechting, en een onveilige hechting. Wanneer er een stressvolle situatie ontstaat zal het veilige gehechte kind contact zoeken met de opvoeder. Een onveilig gehecht kind zal anders reageren op een stressvolle situatie, zij zullen over het algemeen minder contact zoeken of dit op een negatieve manier doen of zich ontroostbaar voelen. Onderzoek laat een verband zien tussen een veilige gehechtheidsrelatie en een goede ontwikkeling op allerlei gebieden. Het is van groot belang dat het kind een veilige gehechtheid ontwikkelt.

De vertaling naar de professionele praktijk, zoals de kinderopvang, dient ook als een veilige thuishaven te voelen. Kinderen mogen de ruimte voelen en ervaren om hun omgeving te verkennen en hebben het gevoel nodig dat zij kunnen terugvallen op de vertrouwde volwassenen. Uit onderzoek blijkt (overzichtsstudie waarbij 40 internationale studies zijn bekeken) dat 42% van de kinderen veilig gehecht was aan een professionele opvoeder in de kinderopvang. Ook blijkt dat wereldwijs 65% van de kinderen veilig gehecht is aan de moeder. Dat betekent dat de veilige hechting in de kinderopvang behoorlijk hoog is. Het is opmerkelijk dat kinderen onveilig gehecht kunnen zijn aan de moeder, terwijl het kind aan de andere kant een veilige gehechtheid kan ontwikkelen met de opvoeder in de kinderopvang. Omgekeerd is ook mogelijk natuurlijk. Dit geeft aan dat een veilige gehechtheid met een professionele opvoeder in de kinderopvang, een onveilige gehechtheidsrelatie met de moeder kan compenseren.

Wat maakt dat kinderen veilig gehecht raken?
De belangrijkste voorspeller van een veilige gehechtheidsrelatie is de mate waarin de opvoeder een sensitieve houding aanneemt. Dit betekent de mate waarin hij of zij in staat is en bereid is om de signalen en behoeftes van een kind te lezen, interpreteren en hierop op een juiste adequate manier te reageren. Dit geldt bij alle soorten situaties. Bijvoorbeeld bij een stressvolle situatie, zoals wanneer het kind troost nodig heeft omdat het verdrietig is. Of bij een niet-stressvolle situatie, bijvoorbeeld wanneer het kind lekker zelf aan het spelen is maar de opvoeder wel in de buurt aanwezig is.

Wat merken kinderen nu van emotionele veiligheid? En wat merken zij er later van?
Opvoeders die beschikbaar zijn en sensitief reageren in de eerste levensjaren van het kind blijkt positief bevorderlijk voor de veerkracht (‘being’), en op de langere termijn (‘becoming’). Een persoonlijke en warme relatie tussen het jonge kind en de pedagogisch professional zorgt voor een ‘weten’ bij het kind dat zij worden verzorgd en dat er voor hen wordt gezorgd. Het geeft een mate van wederkerig respect. Met name sensitieve responsiviteit draagt bij aan de ontwikkeling van een veilige gehechtheidsrelatie tussen het kind en de opvoeder. Ook beschermen sensitieve reacties tegen overmatige stress, en de ontwikkeling van veerkracht bij kinderen. Op deze manier kunnen zij op latere leeftijd flexibeler omgaan met het oplossen van problemen, en ontwikkelen zij het vermogen om met stress om te kunnen gaan. De sensitieve reactie zorgt voor een gevoel van empathie, en dit heeft z’n reflectie op het helpen van anderen wanneer dat nodig is.

Samenvattend
Het bieden van een gevoel van veiligheid is de meest basale doelstelling voor alle vormen van kinderopvang. Dit komt ook omdat een onveilig klimaat het realiseren van de andere pedagogische doelen in de weg staat. Zonder doelstelling 1 kom je verder niet tot ontwikkeling.